Brexit: impact op handelscontracten in internationaal privaatrechtelijke context
Ondertussen begint bij iedereen (zelfs de Britten) het besef te groeien dat de Brexit heel wat meer (rechts)vragen en (rechts)problemen met zich zal meebrengen dan voorzien werd. Naast de economische vragen en onzekerheid, groeit ook de juridische onzekerheid bij handelsrelaties, meer bepaald op het vlak van het internationaal privaatrecht. Wij frissen u de dynamiek van de Brexit op en gaan nader in op de handelscontracten in internationaal privaatrechtelijke context.
Korte geschiedenis
Op 01.02.2020 werd de Brexit een feit, het Verenigd Koninkrijk verliet de Europese Unie. De hieraan aan de basis liggende “Withdrawal Agreement” van 17.10.2019 voorzag echter wel een overgangsperiode die liep tot en met 31.12.2020. Per 01.01.2021 heeft het VK in principe alle rechten en plichten als lidstaat verloren. Ten gevolge hiervan zijn de principes van de EU zoals de vrije markt, vrij verkeer van goederen, diensten en personen niet meer van toepassing op het VK. Ook de voorziene kaders betreffende jurisdictie (bevoegdheid en toepasselijk recht) en de erkenning, uitvoering van beslissingen, denk hierbij aan de Brussel I(bis) en Rome I, II-verordeningen, lijken als sneeuw voor de zon te verdwijnen. De economische impact dat dit heeft op heel wat overeenkomsten valt niet te onderschatten. Ook de rechtszekerheid betreffende dispuutregeling en erkenning, uitvoering van buitenlandse beslissingen met link VK, krijgt mogelijks een grote deuk.
Op het laatste nippertje werd -na lange onderhandelingen (sinds 02.03.2020) – alsnog een principe handelsovereenkomst afgesloten: de “EU-UK Trade and Cooperation Agreement”. Deze werd provisioneel van kracht verklaard vanaf 01.01.2021 tot 28.02.2021, periode waarin deze ondertekend en goedgekeurd zou moeten worden door het Europees Parlement. Inmiddels bleek dat o.m. omwille van de vertaling in de 24 officiële talen mogelijk te maken, de provisionele werking tot 30.04.2021 werd verlengd. Deze handelsovereenkomst probeert de grootste negatieve gevolgen (zowel voor EU als VK te ondervangen) en te voorkomen dat een geheel dubbele set van regelgevingen van toepassing wordt.
Hoewel deze handelsovereenkomst ambitieus is in het bewerkstelligen van een vrije handelszone die zeer hoge extra heffingen en quote ten gevolge van de opsplitsing van de EU-markt en VK-markt voorkomt, is deze nog steeds niet te vergelijken met het vrij verkeer van goederen en diensten dat in de EU van kracht is.
Het VK heeft per 01.01.2021 immers tevens de Douane-unie verlaten. Onvermijdelijk zullen in beide richtingen douane formaliteiten doorlopen moeten worden om te controleren dat de regelgeving van respectievelijk het VK en EU betreffende import wordt nageleefd. Bepaalde “vertrouwde handelaars” zullen wel kunnen profiteren van een vereenvoudigde procedure hieromtrent. Een volledige vrijstelling wordt niet voorzien. Ongetwijfeld zal dit nog steeds gepaard gaan met administratieve last en kosten.
Tevens zullen de regels van herkomst (“rules of origin”) van toepassing zijn zoals deze tussen EU en vreemde landen bij handelsakkoorden reeds van toepassing waren.
Impact op het internationaal privaatrecht
Op heden is in de EU een verregaand kader voorzien voor judiciële samenwerking tussen EU-lidstaten en tot 31.12.2020 ook met het VK waarbij in verscheidene verordeningen een basis wordt gelegd voor de bevoegdheidsverdeling, toepasselijk recht, erkenning en uitvoerbaarheid in het kader van intra-Europese geschilbeslechting.
Het hoeft weinig betoog dat het wegvallen van dergelijk kader verregaande impact kan hebben op de rechtszekerheid.
Afhankelijk van de tijdspanne waarin het geschil aanhangig werd gemaakt zullen mogelijks andere regelgeving van toepassing zijn.
Overgangsperiode van 1 februari 2020 tot en met 31 december 2020
De “Withdrawal Agreement” voorziet zoals reeds vermeld in een overgangsperiode vanaf 1 februari 2020 (datum van uittrede uit EU van VK) tot en met 31.12.2020. In dit akkoord werd voorzien dat de Brussel Ibis Verordening van toepassing blijft voor rechterlijke beslissingen betreffende burgerlijke en handelszaken die voortvloeien uit een rechtsvordering die ingesteld werd voor het einde van de overgangsperiode. Ook voor insolventiebeslissingen blijft de Insolventieverordening van toepassing indien de hoofdinsolventie voor het einde van de overgangsperiode werd geopend. De EET-verordening is hetzelfde lot toebedeeld, deze blijft van toepassing voor rechterlijke beslissingen die voortvloeien uit een procedure gestart voor de overgangsperiode indien het EET-certificaat vóór het einde van deze periode is aangevraagd. De Verordening Geringe vorderingen zal van toepassing blijven betreffende geringe vorderingen waarvoor de aanvraag voor het einde van de overgangsperiode werd ingediend. De Betalingsbevelverordening is van toepassing voor niet-betwiste schuldvorderingen die werden ingesteld vóór het einde van de overgangsperiode. Ook de Rome I en II Verordening bleef van toepassing tijdens deze overgangsperiode. Tijdens de overgangsperiode bleef het VK gebonden door de rechtspraak van het Hof van Justitie met betrekking tot voorgaande Verordeningen.
Door dit Terugtrekkingsakkoord / Withdrawal Agreement werd aldus de overgangsperiode ondervangen en bleven de meest belangrijke Europese verordeningen van toepassing.
Vanaf 01 januari 2021?
Toepasselijk recht
Het VK heeft de Rome I en Rome II- Verordening reeds in haar nationaal recht omgezet. Deze bepalingen blijven (voorlopig althans) van toepassing. Dit betekent echter dat bij toekomstige wijzigingen van de Verordeningen, deze niet automatisch van toepassing worden in het Verenigd Koninkrijk. Het VK kan dus vrij haar nationale regels hieromtrent verder wijzigen. Op korte termijn lijkt een vorm van rechtszekerheid gegarandeerd, op lange termijn kan dit allesbehalve gegarandeerd worden.
Rome I en II zijn overigens van toepassing ongeacht of het door deze verordening aangewezen recht resulteert in de toepasbaarheid van het recht van een Lidstaat of een vreemde staat. Dus ook de rechtbanken van lidstaten zullen nog steeds op dezelfde wijze het recht van het VK moeten toepassen conform deze verordeningen en de rechtskeuze van het recht van het VK blijft op eenzelfde geldige wijze mogelijk.
Bevoegdheid en uitvoering van beslissingen
Hieromtrent zijn de voormelde verordeningen zoals Brussel Ibis, niet van toepassing verklaard in het nationaal recht van het VK. Dit zorgt ervoor dat we ons zullen moeten beroepen op andere bronnen:
Haags Forumkeuzeverdrag
Het Haags forumkeuzeverdrag is inzake wel nog steeds van toepassing in het VK. Bij exclusieve forumbedingen zal ook het VK de bevoegdheid van de gekozen rechtbanken en de uitvoering van buitenlandse vonnissen moeten respecteren en erkennen.
Het belangrijkste en toch wel cruciaal aandachtspunt is dat het verdrag enkel uitwerking heeft bij exclusieve forumkeuze. Indien het geen exclusieve forumkeuze voor de rechtbanken van één contracterende staat betreft, zal het nationaal recht uitwe
rking krijgen. Wat dit betreft is er verder ook onduidelijkheid omtrent de interpretatie van asymmetrische of unilaterale forumkeuzebedingen die vaak voorkomen in financiële overeenkomsten waar bijvoorbeeld een resem van rechtbanken waarvoor de kredietgever een procedure kan inleiden, terwijl de kredietnemer beperkt is tot de rechtbanken van één (lid)staat. Het is niet eenduidig bepaald of deze beschouwd kunnen worden als een exclusieve forumkeuze in de zin van het Forumkeuzeverdrag.
Nationaal recht
Indien geen exclusief forumkeuzebeding aanwezig is, zal enkel het nationaal recht soelaas bieden om de bevoegdheid te bepalen.
Wat betreft de bevoegdheid zou het VK wel meestal de contactuele bedoelingen van de partijen in acht nemen, met inbegrip van de bevoegdheidsclausules. Er moet echter wel rekening gehouden worden met de mogelijke toepassing van de ‘Forum non conveniens” test, waarbij de rechtbanken van het VK nog wel steeds de bevoegdheid opnemen of afwijzen naargelang welke rechtbank volgens hun oordeel het meest geschikt is om een zaak te behandelen.
Wat betreft de uitvoering van vonnissen, houdt het VK er een minder inschikkelijke houding op na. De uitvoering van vonnissen kan niet rechtstreeks, een nieuwe procedure moet gestart worden om vonnis te bekomen in het VK, vaak wel via kortere procedures (zgn. “summary proceedings”). Bovendien zou een buitenlands vonnis enkel uitvoerbaar zijn indien desbetreffend rechtscollege naar het recht van het VK ook bevoegd was.
Aritrage
De bevoegdheid van arbitrage-colleges en de erkenning en uitvoering van arbitrage-beslissingen wordt grotendeels gereguleerd door het Verdrag van New York, waardoor dit door de Brexit niet veranderd wordt.
Een optie om voorgaande bezorgdheden en wijzigingen te ondervangen zou dus kunnen zijn om te opteren voor arbitrageclausules in uw overeenkomsten.
Besluit
U dient bijzondere aandacht besteden bij het opstellen van nieuwe handelsovereenkomsten met inachtname van voorgaande wijzigingen. Het verdient aanbeveling om steeds een concrete keuze van toepasselijk recht en bevoegde rechtbank in uw overeenkomst op te nemen of te opteren voor een arbitragebeding.
Bovendien zal u uw bestaande overeenkomsten waarbij het Verenigd Koninkrijk betrokken is grondig moeten screenen. De Brexit kan er mogelijks voor zorgen dat uw overeenkomsten een andere uitwerking zullen krijgen dan dat u voor ogen had bij het afsluiten hiervan. Een proactieve heronderhandeling van de geaffecteerde clausules kan u grotere problemen bij later dispuut besparen.
Aarzel dan ook niet om ons inzake te contacteren voor verdere vragen en/of bijstand. U kan ons steeds bereiken op het telefoonnummer: 03/216.70.70 of per e-mail op het mailadres: joost.peeters@studio-legale.be
Auteurs: Joost Peeters, Ruben Brosens en Simon Geens